Toreneindspelen (03)
Frank van Halem
Uit “de doos van Marwitz” laat ik hieronder een situatie zien waarbij uiteindelijk een toreneindspel op het bord komt waarbij wit 3 pionnen heeft en zwart 2 pionnen. Het bijzondere daarbij is dat alle pionnen op dezelfde vleugel (in dit geval de koningsvleugel) op het bord staan.
De heer Marwitz zegt daarover het volgende:
Dr. Max Euwe was destijds een sterke simultaanspeler. Overal in het land werd hij gevraagd en … gevreesd om zijn weergaloos snelle rondjes. Het is van hem bekend, dat hij aan conditietraining deed. Nou, dat bleek dan bij zo’n simultaan-schaakgebeuren. Ik heb eens iemand horen zeggen, dat het tempo alleen nog maar verhoogd kon worden door Euwes tegenstanders op een soort draaitoneel te plaatsen ...; begrijpt U het?
De eerste stelling kwam voor in zo’n Euwe simultaanwedstrijd. En U weet het: de simultaanspeler heeft wit.
Wit’s laatste zet was 28. Txe5. Zwart is dus aan zet. Zwart heeft een
vrijpion, die hij met 28…., Td8 niet alleen kan verdedigen tegen de
aanval van Te5, maar ook ondersteunen bij een mogelijke opmars naar de onderste
lijn. Zwart staat dan (dus) beter….?
Nee, want de witte koning staat binnen het kwadraat van die d-pion, kan hem dus tegenhouden, en de zwarte pionnen op de koningsvleugel “hangen”, zijn geïsoleerd en derhalve gemakkelijke aanvalspunten voor de witte toren. Dat bindt de zwarte koning, wat tot gevolg heeft dat de zwarte toren het op de damevleugel alleen moet zien klaar te spelen.
Op grond van deze overwegingen kiest zwart voor het volgende spelverloop:
Na 29. Te7, d4 30. Kf1, d3 31. Ke1 speelt hij Td6, met de bedoeling, wits a-pion aan te vallen. Wat bereikt hij daarmee? Wel, na 32. Kd2, Ta6, 33 Txb7, Txa3 34. Td7! Verliest hij een pion, maar dat zou tòch gebeurd zijn, want de gecombineerde aanval van wits koning+toren op de vrije d-pion kan zwarts toren in zijn eentje niet pareren. Daarom probeert zwart te komen tot afruil, “opruiming” van de hele damevleugel, waarna het uitermate lastig te winnen eindspel van toren + 2 pionnen tegen toren + 3 pionnen op één vleugel overblijft:
34……., Tb3. Als wit nu op d3 slaat, neemt zwart op b4; natuurlijk moet hij dan NIET de torens ruilen, want het overblijvende pionneneindspel zou verloren zijn. Zie U dat?? Omdat pion d3 toch verloren gaat neemt wit eerst op a7: 35. Txa7, Txb4 36. Kxd3 brengt dan het “beruchte” eindspel op het bord.
Zwart is ‘passief’, zijn toren gebruikt hij voornamelijk als ‘stoorzender’”:
36……, Tb3†. Het is duidelijk, dat de witte koning niet te ver van zijn f-pion weg kan gaan (Tb2!): 37. Ke4, Tb4† 38 Kf3, Kg7 Herkent U de spelelementen? Zwarts toren houdt de witte koning af en wit moet dus de noodzakelijke opmars van zijn koning voorbereiden: 39. Kg3, Tc4, 40. Ta6, Tb4 41. f4. Door druk op g2 heeft wit nu niet de tijd voor Kg4. 41….., Tb2! Na 42. Kf3 probeert zwart met 42….., h5! wits koning van g4 af te houden, verzwakt echter wel zijn h-pion, waarvan wit tracht te profiteren: 43. Kg3 (Merk op, dat 43. g4 zou worden beantwoord met 43…., Tb3†).
Na de tekstzet kan zwart
verdere ruil afdwingen:
43……., h4†!
Nu is de volgende stelling ontstaan.
Dit stelt wit voor een vervelende keus: na 44. Kxh4, Txg2 is zijn koning
‘opgeborgen’ (?) en na 44. Kf3 (wat wit dééd)
44. …, Tb3†,
45. Kf2 (44.
Kg4, Tg3†), 45…., Tb2†
46. Kg1,
volgde 46…..,Tb4! Wat leidde tot een pionneneindspel:
47. f5, Tf4 48. f6†, Txf6 49. Txf6, Kxf6 dat bij goed spel (eenvoudig) remise is.
Na 50. Kf2, Kf5 51. Ke3, Ke5 (oppositie!) werd de vrede getekend.
(15 maart 1988), J.H. Marwitz.
In de volgende aflevering laat de heer Marwitz zien hoe we de situatie waarin
beide torens op het bord staan, terwijl één der spelers nog over een pion
beschikt, moeten aanpakken. Dat belooft weer een boeiende aflevering te worden.
Frank van Halem, 4 november 2020