Eindspelen (01)

Frank van Halem

 

Graag wil ik jullie wat vertellen over Jan Hendrik Marwitz (geb. 8 oktober 1915, overleden 6 december 1991). Naast zijn werk als onderwijzer (in Haarlem) en later als onderwijsinspecteur (in Zwolle) is Jan Marwitz actief geweest in de schaakwereld. Via Staunton in Groningen (waar hij het eerste jeugdlid was) is hij in Haarlem lid geworden van H.S.G. Van deze club was hij jarenlang voorzitter. In die tijd speelde Marwitz in de hoofdklasse. Echter, hij verloor gaandeweg  de belangstelling voor het “normale” wedstrijdschaak. Hij ging zich toeleggen op het vervaardigen van eindspelcomposities, en hoe!

Hij verwierf de titel van Internationaal Arbiter en FIDE-meester voor schaakcomposities. Hij kreeg op den duur net zoveel onderscheidingen in studietoernooien als alle Nederlanders bij elkaar.

Propaganda voor studie stond bij hem hoog in het vaandel.

Waarom dit korte overzicht (waarvan ik de hoofdzaken heb “geleend” uit een door Jan van Reek geschreven in memoriam)?

In de tijd dat ik in Dalfsen woonde, woonde Marwitz daar ook. Hij was lid van de Dalfser schaakvereniging DS ’72. En hoewel hij daar niet achter het bord te vinden was, was hij er wel vóór te vinden (de oude liefde voor het onderwijzersvak zat er nog in).

Hij gaf met enige regelmaat onderricht aan ons over allerlei thema’s die in de schaaksport aan de orde komen.

Van de aantekeningen die ik daarvan gemaakt heb wil ik u graag deelgenoot maken (dat gaat nu natuurlijk met onze digitale mogelijkheden gesmeerd).

De thema’s die ik heb zijn:

·         Eindspelen (10 studies)

·         Lopereindspelen (8 studies, waarvan 2  met het onderwerp “lopers tegen paarden”)

·         Toreneindspelen (6 studies)

·         Strategie en tactiek (9 studies)

·         En varia: 6 studies, nl.: de analytische blunder, de remise-haven, het scheppen van kansen, langs afgronden, vuurwerk en win een gewonnen partij.

 

Frank.

Na dit inleidend geschut stel ik voor te beginnen met de eindspelstudies. We laten nu de heer Marwitz aan het woord.

 

Hier komt nr 1:

 

Onder het motto “Eind goed, al goed” heeft ondergetekende schaakvriend H.J. van Donk voor de leden van zijn schaakclub een regelmatig terugkerende rubriek gebracht over het eindspel. Met zijn goedkeuring – en instemming! – mag ik voor een soortgelijke opzet niet alleen zijn motto gebruiken, maar desgewenst ook profiteren van wat hij zijn lezers voorzette. Voor alle duidelijkheid: Van Donk heeft gedurende vele jaren de rubriek “Partijstellingen” in “Schakend Nederland” verzorgd; hij was één der sterkste partijschakers van de naoorlogse jaren. Ik trof hem voor het eerst in het Hoogoventoernooi (B) in 1946. Met het volgende stukje (en dus met zijn eigen woorden!) wil ik hem als “medewerker op de achtergrond” bij u introduceren.

 

Er worden in het eindspel veel fouten gemaakt, gelukkig ook door de tegenstander. In 1947 speelde ik mee in  een degradatiewedstrijd van DD (Den Haag) tegen Het Westen (A’dam). Als het 5-5 werd zou DD zich in de hoofdklasse van de KNSB handhaven. Maar bij de stand 4½-3½ zag het er naar uit dat het 4½-5½ zou worden, onder andere doordat ik in de opening een stuk verloren had en met wit in de volgende hopeloze stand terecht was gekomen:
 

 
Ik zag nog een eigenlijk onzinnige mogelijkheid en  speelde:                    

1.Ke4, Kxb5  2. Kf5, Kxc6  3. Kg6, Kd5  4. Kxh6 

Ik had gehoopt dat mijn tegenstander hierop Le3 zou spelen, waarna 5. Kh5 en 6. h4 de laatste pion had opgeruimd en remise was gemaakt.  Maar zwart speelde

 4…., Ld8! Daarna had ik wel kunnen opgeven, maar ik zag een nieuwe, nog onzinniger kans: 

5. Kh5, Ke4  6, h4, gxh4  7, g5. Nu zou ik na 7…., h3 echt wel hebben opgegeven, omdat na 8 g6 natuurlijk 8….., Lf6 volgt. Maar zwart speelde, à tempo, 7…., Lxg5, er eenvoudig niet aan denkend dat wit niet behoefde terug te nemen….!         

Wit maakt nu remise door 8. Kg4: zwart heeft de “verkeerde” loper, de loper op de velden  van het àndere hoekveld. En die kan de promotie van de pion nooit afdwingen, zolang de witte K maar op (bij) h1 blijft. Hoogstens PAT is nog te bereiken, maar dat helpt niet meer: de eindstand werd 5-5 en ons tiental degradeerde dus niet meer.

 


Tot zover Van Donk.
 


U ziet dus: nooit te vroeg opgeven. Zeker niet wanneer de tegenstander nog kansen heeft…..om een fout te maken! In bovenstaande partijslot vinden we een mooi voorbeeld van de manier waarop een speler de “kans-op-een-fout” (van zijn tegenstander) vergroten  kan. Je moet het maar zien! Maar als je eindstanden bestudeert, krijg je er oog voor!

3 november 1986, J.H. Marwitz.

 

Dit was dus een analyse van Van Donk, die ik via Marwitz te pakken heb gekregen. De volgende afleveringen zullen allemaal van de hand van Marwitz zijn.