Strategie en Taktiek (07)

Frank van Halem

                                                                                                                                               Afbeeldingsresultaat voor schaakpionnen

Zoals al eerdergezegd, heeft u in de rubriek Strategie en Tactiek nog 3 afleveringen tegoed.

In deze en de volgende aflevering zal het gaan over de invloed van pionnen in (vereenvoudigde) partijstellingen.

 

Veel plezier met het bestuderen van dit stukje en het weer eens napluizen van de vorige stukjes die er verband mee houden! 

We gaan weer luisteren (met het schaakbord in de aanslag!) naar, mag ik inmiddels zeggen, “onze vriend” Marwitz:

 

De waarde van een pionnenstelling hangt voornamelijk af van twee factoren: de onderlinge samenhang en de beweeglijkheid. Dat is (hoop ik) in alle vorige stukjes steeds naar voren gebracht en gekomen (?). Dat het pionnen zijn, die vaak het al of niet goed functioneren van de andere stukken (kunnen) bepalen, ervaart elke schaker steeds opnieuw, in iedere partij.

In de nu volgende stukjes komt dit thema nogmaals aan de orde, maar nu in een vergevorderd stadium van de partij. Omdat pionnen nu eenmaal niet de ‘weg terug’ kennen, zijn voor- en nadelen van hun opstelling merkbaar van invloed tot in het eindspel toe. Hiervan deze keer enkele eenvoudige voorbeelden.

 

                                        

In de linker stelling zijn de pionnenformaties nog ‘beweeglijk’, in de rechter stelling liggen ze ‘vast’. Wat is beter voor wit?

Zou U, met wit aan zet, in de linker stelling een pion opspelen een daarmee kiezen voor de ‘vaste’ opstelling, of zou U afwachten wat Uw tegenstander zou gaan doen? Beantwoording van die vraag is natuurlijk niet mogelijk zonder dat we weten waar de verder nog aanwezige stukken staan. Daarom hebben we alvast elke partij een loper gegeven van ‘gelijke’ (!) kleur.

Met wit aan zet moet U direct de pion opspelen die de eigen loper ‘hindert’, dus: e4-e5!. Daarmee maakt U tevens zwarts pion e6 tot aanvalsobject van Uw loper. Zou U met het opspelen van de e-pion wachten, dan krijgt zwart de kans en speelt e6-e5!, waarmee de rollen zijn omgekeerd!


Wat dat voor verschil maakt ziet U in de rechter stelling. Alleen de witte loper kan de pionnen aanvallen, de zwarte loper kan dat niet, die moet zich verdedigend gedragen. Daarmee is dan vastgesteld dat de ‘waarde’ van de loper van wit hoger is dan de ‘waarde’ van die van zwart. Zo bepalen de pionnen in feite de reële waarde van de stukken, niet alleen van de lopers.


Daarover meer in een volgend stukje.

 

Ter inleiding daarvan nu alvast de volgende vraag:

 Zou U in de nieuwe stellingen, links en rechts,  als zwartspeler proberen Uw paard te ruilen tegen wits loper??

 

Links voelt U er natuurlijk niets voor om Uw fraai geposteerd paard te ruilen tegen wits passieve (!) loper. Tenminste niet direct. Pas wanneer U met Uw koning zover bent opgerukt dat U pion d3 kunt veroveren als de verdedigende loper uitgeschakeld is, dàn pas slaat U op c2. (b.v. met Uw koning op f2).
In de stelling rechts ligt dat anders. Daarin is bepalend voor de ruil, of wit de zwarte pionnen ernstig kan bedreigen. In elk geval is de zwarte koning in deze stand niet in staat zich naar de vijandelijke helft te begeven zonder dat er ernstig gevaar voor de beide ‘vaste’(!) zwarte pionnen ontstaat. Waarschijnlijk – afhankelijk van de overige situatie/stukken – is nu de ruil wel aan te bevelen.

 

 

Afbeeldingsresultaat voor paard slaat loper


Dat afwegen van ‘waardewisselingen’ en vooruitzichten is niet altijd gemakkelijk! Integendeel!

 

(13 maart 1990), J.H. Marwitz.

 

Ik hoop dat u in deze tijd, waarin we als gevolg van een virus niet meer “lijfelijk”met elkaar kunnen schaken, plezier kunt beleven aan deze studie (en die hieraan vooraf zijn gegaan).
De volgende keer nog wat meer over pionnen, lopers en paarden!

 

Frank van Halem, 18 maart 2020.