Strategie en Taktiek (02)
Frank van Halem
Het wordt weer tijd voor een nieuwe aflevering in de serie “Strategie en tactiek”.
We gaan eens wat nader kijken naar de ziel van ons spel, de pion. U weet wel, het enige “stuk” dat niet naar achteren kan. Hij gaat moedig voorwaarts tot de lokkende eindstreep waar hij echt, wat je noemt, een stuk kan worden.
Laten we de pion in deze aflevering maar eens volgen op zijn reis….
U zult het zien, ze gaan de eindstreep niet halen maar doen ander belangrijk werk.
We weten allemaal: de pionnenformatie is in hoge mate bepalend voor de uitslag van de schaakstrijd. Vooral omdat een pion geen weg terug kent, moet elke pionnenactie, elke opstelling, blijvende gevolgen hebben. Dat merken we in iedere partij, telkens weer. Is er een ‘handleiding’ voor een goede opstelling? Nee, die is er niet. Jammer? Of juist niet? Wordt eigenlijk niet daardoor iedere partij opnieuw een ‘avontuur’? Want iedere schaker weet uit ervaring, dat een pionnenopstelling in het ene geval wel gunstig kan werken, in het andere niet. Daarom mag U van mij in deze pretentieloze stukjes ook niet verwachten, dat ik U zoiets als richtlijnen ga geven voor het spelen met pionnen. Ik hoop dat U al in het vorige stukje hebt kunnen lezen – tussen de regels door – dat ik heb geprobeerd U te wijzen op de verschillende vóórs en tégens van een bepaalde pionnenopstelling. Dat ga ik nu ook weer doen. Kijkt U eens naar de pionnenstand het eerste diagram. Het gaat nu alleen om de pionnen, de stand van de koningen doet even niet ter zake!
U herkent ze natuurlijk onmiddellijk: de dubbelpion, evenals pion d5 “geïsoleerd” en de zogenoemde falanx, de (nog beweeglijke) rij verbonden pionnen c2-b3-a4. Waar het mij nu om gaat is het volgende:
Als U in de gegeven stelling de paarden en lopers zou mogen opstellen op de meest gunstige plaatsen, wáár zou U ze dan zetten??
Voor de witte paarden lokken de velden d4 en b5: daarvandaan kunnen ze niet door een pion verjaagd worden! Een witte loper op de diagonaal naar h8 is ook niet slecht! De andere loper gaat ergens op de diagonaal f1-a6 of op g2 staan.
En zwart? Die heeft eigenlijk niet zoveel goede plekjes voor zijn paarden. Veld e4 lijkt wel wat, want als wit besluit tot verjaging van dat paard door f3, verliest pion e3 zijn rugdekking en wordt dus ‘zwak’. Een van beide zwarte lopers heeft last van zijn eigen pionnen: die staan lelijk in de weg, zodat hij niet kan ‘lopen’. De andere loper heeft betere vooruitzichten!
Zo kan een gekozen opstelling
van de pionnen leiden tot het bezit van een ‘goede’ en (of) een ‘slechte’ loper!
Dat zijn zo een paar overwegingen die altijd (móeten!!) gelden bij het kiezen
van een pionnenstelling. Die keuze kan beslissend zijn, omdat die doorwerkt tot
in het eindspel!
In een volgend stukje zal ik op enkele bijzondere situaties nader ingaan. Deze
keer geef ik U een voorbeeld van de wijze waarop een grootmeester de kenmerken
van de (pionnen-) stelling benut.
Wit heeft met een paard het veld vóór de geïsoleerde pion bezet. Zwart probeert dat paard te verjagen (Db6!). Als wit nu e3 speelt, maakt hij het zijn loper op c1 moeilijk. Wat dan? Op de volgende fraaie wijze weet wit zijn stukken naar gunstige plaatsen te dirigeren:
9. Pxc6, bxc6. Daarmee is de ‘zwakte’ van zwarts stelling verplaatst van d4 naar….c5! Na 10. 0-0, Le7 richt wit zijn stukken op het veld vóór de achtergebleven pion (c6):
11. Pa4!, Db5 12. Le3!, 0-0 13. Tc1! Een prachtig voorbeeld van de ontwikkeling en activering van de stukken! De door zwart gekozen pionnenopstelling bood wit mogelijkheden. (voor geïnteresseerden: zwart had de zogenoemde ‘Tarraschvariant’ van het damegambiet gekozen: 1. d4, d5 2. c4, e6 3. Pc3, c5 4. cxd4, exd5 5. Pf3, Pc6 6. g3, Pf6 7. Lg2, cxd4 8. Pd4, Db6; de grootmeester achter de witte stukken was Rubinstein.)
(31 oktober 1989), J.H. Marwitz,.
Zullen we nu proberen om bij elke pionzet te denken aan het belang van dit
nietig voetvolk in het spel? Het zal niet meevallen, maar het is de moeite waard
om, al vanaf het begin en niet pas in het eindspel, er eens extra aandacht aan
te geven.
Tenslotte: u bent nog niet van het pionnenwerk verlost, maar dat komt de volgende keer wel!
Frank van Halem, 8 april 2019.