Strategie en Taktiek (01)

Frank van Halem
 

                                                                                 

                                                                                                            
                      
 

                                  Blitz Game Tal vs Spassky Leningrad 1963

                                                                     
Zo interessant kan een partij zijn……

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De afgelopen periode heb ik u een 10-tal studies over eindspelen van de hand van de heer Marwitz voorgeschoteld. Bij de vooraankondiging in nr. 10 van de eindspelstudies schreef ik over het thema “Strategie en Taktiek”:

            Het is niet het gemakkelijkste thema dat van belang is in het schaakspel, maar wel heel erg nuttig om je er in te verdiepen en er enige notie van te krijgen.

Verder: als u zich afvraagt wie die mijnheer Marwitz ook al weer is, kijk dan nog eens in de allereerste aflevering (in de serie Eind goed, al goed).

 

Daar gaan we dan:

HOE stellen we onze stukken op? Waarop moeten we, al vanaf het eerste begin, letten? Welke mogelijkheden tot het maken van een strijdplan hebben we zelf als gevolg van een gekozen opstelling? En welke kansen hebben we in dit opzicht aan onze tegenstander geboden, móeten bieden? Moeten láten? Hieronder enkele gedachten over eenvoudige strategische ideeën in een partijtje tussen twee echte amateurs. Eerst een blik op de stelling:

 

 

Deze stand werd bereikt na een zestal zetten. (Voor geïnteresseerden: een voor zwart niet ongunstige variant uit de Franse verdediging). Wit heeft wat meer bewegingsruimte als gevolg van het oprukken van zijn e-pion. Dat oprukken heeft ook een ander gevolg gehad: zwart kan het witte centrum onder druk zetten, waardoor na ruil op d4 wits e-pion aanhoudend zorg en aandacht nodig heeft. Zwarts opzet heeft geleid tot een ontwikkelingsvoorsprong voor wit. Maar of dat iets oplevert….?

Na 7. 0-0, h6 besluit wit tot ruil op c6: 8. Lxc6, bxc6. Dan is duidelijk dat zwart op d4 gaat slaan en daarna zijn c-pion opspeelt. De witte e-pion raakt daarmee zijn ‘rugdekking’ kwijt. Wit zou nu graag c3 spelen, maar….Dat had hij eigenlijk een zet eerder moeten bedenken en de rochade nog even uitstellen…! Wit probeerde 9. Pa4. Dat is niet goed, want het paard staat op a4 (aan de rand!) slecht, zeker als er op c3 een witte pion komt! Beter zou daarom 9. Pe2 zijn geweest.

Na 9…., cxd4  10. Dxd4, c5 heeft wit al wat moeilijkheden: 11. Dd1, Dc7 dwingt feitelijk tot 12. Te1, want 12. Lf4 degradeert de loper eigenlijk tot pion.

Zwarts ontwikkeling gaat ‘gewoon’ verder: 12…., Lb7 en wit (bevreesd voor …d4, …Lxf3 en tenslotte…Pxe5) speelde: 13. c3. Wanneer we na deze zet de stand bezien, constateren we, dat zwarts opzet geslaagd mag worden genoemd. Wits paard op a4 is werkeloos (vooralsnog), en de achterstand in ontwikkeling die zwart nog heeft, kan snel worden ingehaald: ,,,Le7 en …0-0. Daardoor heeft zwart de beste kansen gekregen. Al voldoende voor een overwinning….??? Nee, maar wit zal voor remise moeten vèchten! In de partij probeerde zwart al snel te profiteren van de slechte positie van Pa4. Hij speelde Lc6, gevolgd door Da5, dwong wit tot b3, sloeg op a4, ruïneerde daarmee de witte pionnenstelling op de damevleugel en voltooide daarná pas zijn ontwikkeling. Dat lijkt me minder goed. Bovendien, waarom een goed ontwikkeld en actief stuk (Lb7) ruilen tegen een paard zonder toekomst?



Maar hoe dan ook: na de 22e zet van zwart was onderstaande stelling op het bord verschenen:

 

 

George and the Dragon Plain Theme Chess Set

 

In de volgende fase gaat de strijd om de open b - lijn een belangrijke rol spelen. Zwart heeft door zijn actie tegen a4 de druk op wits e-pion even verminderd, wat wit de kans biedt tot: 23. Pd2. Dan kan na 23….,Pd7 wit zijn toren ontlasten van de dekking van e5: 24. f4. Zwart speelde toen: 24….,c4. Een dergelijke zet verdient goede overweging. Immers, het veld d4 komt vrij voor het witte paard. Maar zwart had gezien dat het paard op d4 niet direct kwaad kon. Daartegenover zou een paard van zwart op d3 bijzonder hinderlijk voor wit kunnen zijn!. Er volgde:

25. Pf3, Pc5  26. Pd4, Pd3  27. Tf1. Wit had zijn toren nodig op de onderste lijn en durfde daarom (terecht) Te3 niet aan. Na 27…,Txb1  28 Dxb1, Tb8 

29. Dd1, Tb2 is goede raad duur. Wits c-pion is onhoudbaar, want 30 Pe2 (wat gebeurde) wordt beantwoordt net 30…,Db6. Het paard moet dan weer terug naar d4. Zwart kan dan een pion winnen. Ziet U hoe….?

In de partij won zwart de witte c-pion waarna wits stelling onhoudbaar was en wit opgaf.

 

(24 oktober 1989), J.H. Marwitz

 

Tot zover een lesje in de serie “Strategie en tactiek” van de hand van de heer Marwitz. Ik hoop deze serie nog met ongeveer 8 aflevering te kunnen vervolgen.

 

Frank van Halem, 25 februari 2019.