Lopereindspelen (06)
Frank van Halem
Aan het slot van de vorige aflevering beloofde ik jullie een toreneindspel in een rubriek over lopereindspelen.
In onderstaande diagrammen is geen loper te zien! In het eerste deel van deze aflevering komt de loper toch nog tevoorschijn, en hoe! In het tweede van dit stukje niet. Dat deel heeft niets van doen met een lopereindspel, maar ik vond het te mooi om te laten liggen. Geniet er van!
Nu laat ik de heer Marwitz weer aan het woord, met een korte eindopmerking van mij.
De loper in een glansrol, en in het verlengde daarvan nog een toreneindspel!
Ieder schaakstuk heeft zijn eigen beweging, kenmerkend voor zijn mogelijkheden, maar ook voor zijn onmogelijkheden. Iedere schaker tracht tijdens de partij te komen tot optimaal gebruik van die mogelijkheden. Maar die ònmogelijkheden, ... kunnen we die ook benutten? Het lijkt een onzinnige vraag, maar laten we eens zien.
In 1914 kwam de Estlander Mattison in het “Rigaer Tageblatt” met nevenstaande
stelling.
Is er voor wit nog een remisekans? Kan hij zich staande houden in de strijd tegen de samenwerkende en dus machtige zwarte torens? Na 1. b7 komt natuurlijk 1…, Td7 met duidelijke bedoelingen. Het witte paard gaat nu een topprestatie leveren: 2. Pd5†, Ke5 3. Pb6: aanval op Td7 en dekking van veld a4 tegen Ta4†. Zwart antwoordt listig met 3…., Tc7 De bedoeling van die zet blijkt aanstonds. Het lijkt er nu even op dat wit na 4. Ka8 uit de zorgen is, maar dat is schijn. Na 4…,Txg2 blijkt opeens dat wit niet 5. b8D kan spelen, want na Ta2† is het dan mis! Die schaakzet op a2 dreigt trouwens ook na andere zetten, terwijl 5. Kb8 faalt op Tg2-g7. Gelukkig is het paard er nog: met 5. Pc8! Pareert hij de schaakzet op a2 (Pa7) en maakt daarmee pionpromotie weer mogelijk. Met de krachtzet 6…., Tg8 gaat zwart de zaak dan forceren: 6. b8D, Txc8 is dodelijk, nietwaar? (Ziet U waarom zwart 3…, Tc7! Speelde?). Die nieuwe dame op b8 kan niet weg, maar ze kan nog wel een zet doen…., slaan op c8, waarna zwart met Txc8 eenvoudig wint. Jammer, maar ’t is wits enige zet-mogelijkheid…..
“Wat heeft dit alles met de loper te maken?” zult U zeggen. Bekijkt u de slotstelling nog eens goed. Ziet U, dat door de promotie van pion b7 de zwarte Tc7 gepend staat? Daardoor moet de àndere toren op c8 slaan. Daarna kan wit nog maar één zet doen. Als die zet onmogelijk was geweest zou hij PAT hebben gestaan….! Nog even doordenken en U ziet de reddende zet van wit: 6. b8L! Ook de loper dwingt zwart om op c8 te slaan, maar dat kan hij zelf niet! Actie langs een verticale lijn is voor een loper onmogelijk, wat wit remise oplevert. Door afstand te doen van kracht, wordt een resultaat bereikt dat anders onhaalbaar zou zijn! Gemeten naar het resultaat moeten we dus zeggen: de loper was ‘sterker’ dan de dame!
Dat ‘afstand doen van een bepaalde kracht’ is vooral bekend geworden door het volgende eindspel. U zult het in praktisch ieder schaakleerboek kunnen vinden.
Het verhaal dat dit eindspel meestal begeleidt is dat de stand zou zijn voorgekomen in een matchpartij Potter-Fenton en dat een zekere Saavedra de winnende promotie zou hebben gevonden. Dat verhaal is maar ten dele waar. De ontstaansgeschiedenis van dit “kostbaarste kleinood uit de schatkamer van het eindspel” en van dit waarschijnlijk meest gepubliceerde eindspel is eigenlijk zó merkwaardig dat ik het niet kan laten er hier iets over te zeggen.
In het novembernummer van het “Tijdschrift” van de KNSB – 1940, schreef J. Selman jr uitvoerig over de Saavedra-vondst (1895). Aan dat artikel; ontleen ik, summier, het volgende:
De schaakrubriek van het blad “Weekly Citizen” (Glasgow) werd geleid door een
Fransman, G.E. Barbier, professor aan de universiteit van Glasgow. In een
artikel ter nagedachtenis van W. Potter (een speler van meesterklasse)
publiceerde Barbier de van zijn hand afkomstige nevenstaande stelling. “Zwart
aan zet kan remise maken”, aldus Barbier.
Wat hem voor ogen stond was:
1.…., Td6† 2. Kb5,Td5† 3.Kb4, Td4† 4 Kb3, Td3† 5. Kc2, Td4!
En “daarna bereikt zwart door 6. c8D, Tc4† remise, want 7. Dxc4 is PAT!”
Onder de lezers van Barbier’s rubriek bevond zich een middelmatig speler, F. Saavedra. Deze telg uit een oud Spaans geslacht werkte voor de ‘Passionisten Orde’ in Schotland. Hij was een groot liefhebber van het schaken, hoewel hij in de partij niet uitblonk. Deze Saavedra deed de merkwaardige ontdekking dat in de stelling na zwarts 5e zet (Td4!) wit kan winnen door op de 6e zet een toren te vragen in plaats van een dame! Door afstand te doen van de diagonale werkingskracht van de dame is er na 6…., Tc4† geen PAT meer! En de ‘zwakkere’ toren presteert dan, wat de ‘sterkere’ dame niet zou kunnen: de zwarte koning wordt matgezet door: 6 ..., Ta4 (het enige), 7. Kb3! En MAT door 8. Tc1, of torenwinst. Deze “minipromotie” was destijds een sensationele ontdekking, waarmee SAAVEDRA bereikte, dat zijn naam in lengte van jaren in de schaakliteratuur zal blijven voortleven!
(Zoals zijn illustere naamgenoot Miguel de Cervantes Saavedra dat ca 400 jaar geleden deed als schrijver van de bekende roman “De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha”, FvH)
De hoofdvariant nog even samengevat:
(11 april 1989), J.H. Marwitz
Tenslotte: In de 2 volgende afleveringen komen wat meer stukken in het spel. De ene partij heeft 2 lopers, de andere 2 paarden. In de eerstvolgende aflevering staan er ook nog wat torens op het menu. Gaat vuurwerk worden! Komt dat zien!
Frank van Halem, 12 juli 2021.