Lopereindspelen (05)
Frank van Halem
Zoals al aangekondigd krijgen jullie nu wat studiemateriaal waarin aandacht gegeven wordt aan het spelen met lopers met ongelijke kleur. Vaak wordt al snel gedacht: laat maar zitten, remise. Toch eerst even goed kijken!!
Geniet van onderstaande studies!
“Eindspelen met lopers van ongelijke kleur zijn altijd remise”. Is dat waar? Beslist niet! Wel heeft de partij die materieel in het nadeel is een grotere kans op remise dan in een strijd tussen lopers van dezelfde kleur (velden). Over die kansen deze keer een enkel woord aan de hand van de volgende voorbeelden.
Stelling 1.
Stelling 1 kwam voor in een partij in een Zwitsers toernooi in 1954. Wit heeft 2 pionnen meer, maar kan niet winnen, zoals we zullen zien. Hoe komt dat? In de eerste plaats doordat beide pionnen te dicht bij elkaar staan: is er slechts één verticale lijn afstand tussen de pionnen (b.v. één op de b-lijn en één op de d-lijn), dan is er geen winst mogelijk. Staan ze 2 lijnen van elkaar af, dan is er ook nog grote kans op remise. Stelling 1 geeft daarvan een goed voorbeeld.
Ziet U, dat beide koningen zich bevinden op een veld van hun loper-kleur?! Wit kan daardoor zijn d-pion niet over veld d6 heen krijgen, want 1, d6†, Lxd6 is remise (2. a7, Kb7). Wit kan listig proberen de zwarte koning van b7 af te houden door 1. Lf3 te spelen, met de dreiging 2. a7. Maar zwart maakt onmiddellijk gebruik van het feit dat a6 nu ongedekt staat, en speelt 1…., Kb6. Wit heeft dan niet beter dan 2. Le2 en daarna keert ook de zwarte koning weer terug naar zijn uitgangspositie: 2……, Kc7! In de partij probeerde wit nog: 1. Lb5, wat na 1…., Lb4 2. Lc6, Kb6! 3. Lb5, Kc7! op hetzelfde neerkwam: remise door herhaling van zetten.
Wits speelplan in Stelling 2 is niet zo moeilijk te vinden. Als we hebben geconstateerd dat zwarts a-pion een ‘randpion met steun van een loper van de verkeerde kleur’ is, is duidelijk dat de witte koning naar a1 moet zien te komen (via zwarte velden); de witte loper offert zich dan tegen de h-pion: remise! Maar het plan is eenvoudiger dan de uitvoering ..., want de witte koning heeft 4 zetten nodig om veld c1 te bereiken (en daarmee het ‘kwadraat’ van de zwarte a-pion), en in die tussentijd gaat zwarts h-pion lopen. Kijk maar:
Stelling 2
1.Kf4(?), a2! 2. Ke3, h4 3. Kd2, h3 4. Kc1, h2 en wits loper staat voor de onuitvoerbare taak, beide zwarte pionnen tegen te houden. Jammer, maar wits koning komt één zet te laat! Kunnen we dat tempo ergens nog winnen? Gevraagd: één helder ogenblik! Want dat tempo is inderdaad te vinden! Met 1. Kg5! lokken we de zwarte loper naar e2: 1…., Le2, want anders is remise al een feit. En dàn pas: 2. Kf4! Als zwart nu 2….,a2 speelt, wint wit met 3. Ke3 door de aanval op Le2 het begeerde tempo (3…., h4 4. KxL, remise).
3……, Ld1 4. Kd2, h4 5. Kc1! En de koning is tijdig op zijn bestemming aangekomen: 5……., h3 6. Kb2, remise!
Zwart kan het wit echter lastiger maken door niet met zijn a-pion, maar met zijn h-pion te spelen. Op 2. Kf4! Antwoordt hij dan 2….,,h4! Natuurlijk komt ook nu de tempo winst door 3. Ke3. Zwart speelt dan 3…., Lb5! En daarna moet wit bij zijn volgende zetten nog wel even goed uitkijken, want er zijn nog een paar voetangels….! Na 4. Kd2, h3 moet hij vooral niet 5. Kc1?? spelen, want dan volgt 5…., Ld3!! En zwart gaat toch nog winnen. (Herkent U deze wending?) Ook 5. Kf3?? Zou Alles weer bederven, want zwart antwoordt dan met 5…, La4!, waarmee opnieuw de witte koning de toegang naar a1 is afgesloten!
Wit kan die valkuilen ontlopen door 5. Kc2! te spelen, waarna zwart hem niet meer van a1 kan afhouden: 5…., Ld3†(!) 6 Kb3 is óók remise!
Echt iets om eens goed na te spelen, deze stelling van eindspelkenner A. Chéron.
Nog even de hoofdvariant samengevat:
(28 maart 1989), J.H. Marwitz
In de rubriek lopereindspelen heb ik nog 3 afleveringen op de plank liggen.
De volgende maal ligt toch de nadruk even op een toreneindspel. Wat dat te maken kan hebben met de loper zien jullie dan wel weer!
Frank van Halem, 24 juni 2021
Een loper, de sleutel van het spel!